1795
De opstand onder Tula
WILLEMSTAD, 17 augustus 1795
“Ze hebben ons te veel mishandeld, we willen niemand kwaad doen maar willen slechts onze vrijheid. Is het niet zo dat iedereen afkomstig is van Adam en Eva? Heb ik een misdrijf gepleegd door 22 van mijn broeders te bevrijden, die onterecht gevangen zaten? Als een van ons gestraft werd, kregen wij steeds te horen, of wij ook de vrijheid zochten. Een keer werd ik vastgebonden en geslagen. Ik riep om te stoppen, om een arme slaaf te vergeven. Toen ik uiteindelijk losgemaakt werd, liep het bloed uit mijn mond. Ik viel op mijn knieën en riep tot God: oh God almachtig, is het Uw wil dat wij zo mishandeld worden? Ach pater, zelfs een dier wordt beter behandeld dan wij. Als een beest een poot gebroken heeft, wordt het verzorgd.”
Wat gebeurt er op Curaçao in augustus 1795?
Tula werkt als slaaf op plantage Knip, op het westelijke platteland van Curaçao. Op 17 augustus 1795 gaat hij samen met zijn collega’s naar de eigenaar van Knip, Casper Lodewijk van Uytrecht, en vertelt hem dat zij hun vrijheid opeisen. Brutaalweg bevrijden ze slaven die in gevangenissen zitten en gaan naar plantage Santa Cruz. Daar voegen ook slaven van andere plantages in de buurt zich bij hen. De volgende dag maakt Tula zijn hoofdkwartier op plantage Porto Marie. Op de forten Knip en Santa Cruz maken de opstandelingen wapens en ammunitie buit. Op 19 augustus winnen ze een eerste confrontatie met het koloniale leger.
Daarop wordt een onderhandelaar naar Tula gestuurd, pater Jacobus Schinck. Tula vertelt hem, zoals je hierboven kunt lezen, dat de slaafgemaakten niets anders dan hun vrijheid wensen. De pater probeert hem ervan te overtuigen dat het goed bewapende en getrainde koloniale leger sterker is dan de slaven. Tula doet een beroep op de christelijke moraal van de geestelijke. Het helpt allemaal niets. Op 20 augustus, en daarna nog eens van 25 tot 30 augustus, wordt hevig gevochten tussen het leger en wel tweeduizend slaven. Velen sterven, velen raken gewond, en velen vluchten.
De opstandelingen worden aangemoedigd om zich over te geven. Er worden hoge beloningen uitgeloofd voor wie de leiders van de opstand gevangen weet te nemen: 25 johannesen, het jaarsalaris van de gouverneur. Gevangen genomen opstandelingen worden op de pijnbank tot bekentenissen gedwongen, sommigen worden opgehangen. In de weken na de strijd worden de leiders een voor een ingerekend. Zij worden allen in Willemstad in het openbaar gemarteld en geëxecuteerd.