1771
Een reis naar de vrijheid
AMSTERDAM / PARAMARIBO – Zomer 1771. Een gemengd gezelschap uit Suriname komt aan in Amsterdam: Daniel Buttner, zijn echtgenote Anna Maria Buttner-Papot, en hun slaven Andries, Jantje, Rebecca, Brigitta en Dora. Voor Andries is het niet de eerste keer dat hij de oceaan is overgestoken. In 1768 en 1769 woonde hij in Utrecht met zijn meester, die daar toen studeerde. Maar deze keer gebeurt er iets bijzonders…
In Nederland bestaat al eeuwen geen slavernij meer. Vanuit die gedachte besluit de Staten Generaal (het hoogste gezagsorgaan in de Republiek der Verenigde Nederlanden) in augustus 1771 dat slaven die voet aan wal zetten in Nederland automatisch vrij zijn. En dat ze ook nooit meer als slaaf kunnen worden beschouwd, ook niet als ze teruggaan naar Suriname of naar een ander land waar slavernij is toegestaan. In augustus 1772 keren de Buttners en hun mensen terug. Andries voelt zich vrij man.
Financiële last van ex-eigenaar
Paramaribo, zomer 1774. Daniel Buttner is overleden en zijn weduwe roept alle mensen die op haar erf wonen bijeen. Een deel van hen werkt als huisslaaf, enkelen hebben hun eigen werk buiten de deur. Zij dragen wekelijks een vast bedrag af aan mevrouw Buttner en wat zij meer verdienen, houden zij zelf. Andries is één van hen. Daniel Buttner heeft volgens zijn weduwe veel schulden achtergelaten. Ze heeft geld nodig, en wil dat de mensen op haar erf haar meer gaan betalen. Van Andries wil ze negentig cent per dag. Dat kan hij volgens haar makkelijk missen, want hij verdient goed als kok, pruikenmaker en chirurgijn (dokter). Hij huurt zelfs slaven van anderen in, die hem in zijn drie ambachten assisteren. Als Andries zichzelf wat minder lui zou gedragen, beweert de weduwe Buttner, of zijn geld minder vaak aan ‘drinken en vrouwen’ besteedde, dan zou hij nog veel meer geld verdienen dan hij al doet.
Paramaribo begin eind 18e eeuw
Maar Andries vindt dat hij niet langer haar slaaf is en is niet van plan haar te betalen. Dat zegt hij haar recht in haar gezicht. Mevrouw Buttner dient een klacht in over Andries. Volgens een Surinaamse wet uit 1741 zijn voormalige slaven namelijk verplicht om hun vroegere eigenaren altijd met eerbied en respect te behandelen. Dat betekent ook dat als je vroegere eigenaar in armoede vervalt, je als ex-slaaf de plicht hebt hem of haar financieel te ondersteunen. Andries krijgt een waarschuwing dat hij zich voortaan tegenover mevrouw Buttner meer respectvol dient te gedragen. Maar hij hoeft haar niet extra te betalen. In werkelijkheid is de weduwe namelijk helemaal niet armlastig. Zij bezit plantages, huizen en zo’n twintig slaven in de stad.