Maria Margaretha Smith, missie Peggie, werkte vooral met haar dochter Catherine Jeane, missie Kettie Peggie, samen. Beide dames hadden eigen ondernemingen die elkaar konden ondersteunen. Hierbij wil ik vooral het logement van Mary Margareth naar Barbadaans model noemen. Dit was aanvankelijk gevestigd aan de Jodenbreestraat en later aan de Saramaccastraat. Zij was niet de eerste “Barbadaan” met een dergelijk bedrijf in Suriname. Een zekere Mary Bella Green voerde in Paramaribo al in 1811 een logement zoals zij dat ook ooit in haar eigen land had gedaan. (In het boekje “Sranan’ famiri” van Pieter Bol en Jean Jacques Vrij kun je op pagina 15 t/m 17 het één en ander lezen over de Engelse aanwezigheid in Suriname, onder andere over Mary Bella Green en Mary Margareth Smith.)
“Op Barbados waren al in de 18e eeuw kroegen en herbergen grotendeels in handen van vrije, gekleurde vrouwen. Deze etablissementen werden bezocht door Europese mannen die het eiland bezochten. Zoals dat dan gaat hadden deze heren in hun eenzaamheid weleens behoefte aan aangenaam vrouwelijk gezelschap. De eigenares van het etablissement, de gastvrouw, arrangeerde dan een leuke blind date waarvoor uiteraard bemiddelingskosten verschuldigd waren. Vanzelfsprekend moest voor de kostbare tijd van zijn date ook worden betaald.
Of de dienstverlening in het logement van Mary Margareth Smith naast een gerieflijke kamer en lekker eten naar Barbadaans voorbeeld was uitgebreid met het regelen van afspraakjes voor de gasten, dat vertellen de archieven en de bronnen niet. Het zou me niet verbazen als dat inderdaad zo is geweest. Ook al heeft haar dochter een Catharine Jeane een korte amourette gehad met een gast uit Nederland, de dames zelf onderhielden stabiele, langdurige relaties met in Suriname woonachtige heren, dichtbije buitenmannen dus. En buitenmannen, hoe leuk of hoe vrijgevig die ook kunnen zijn, die zijn er wel, maar toch ook weer niet. In zo’n situatie draagt de vrouw toch haar eigen leven en dat van de haren, bij voor- en tegenspoed.”
Naast voorspoed waren er ook financieel moeilijker tijden, waardoor het liquideren van eerder verworven bezittingen, onroerend goed, nodig was om schulden te voldoen. Zo was er de grote brand van Paramaribo waar ook de bedrijven van Missie Peggie en Missie Peggie Kettie een tik van meekregen waardoor er verhuisd moest worden van de Jodenbreestraat naar de Saramaccastraat.
Het beeld dat gekleurde en zwarte vrouwen met bezittingen in de 18e eeuw hun rijkdom of relatieve welvaart te danken hadden aan Europese heren is al door Cynthia McLeod weersproken in haar studie over Elizabeth Samson. “Ik kan het niet op dezelfde manier bewijzen, maar ik heb het sterke vermoeden dat ook in de 19e eeuw vrouwen als Mary Margareth Smith en haar dochter Catharine Jeane “zusters waren die het (vooral) zelf deden”. Door het overlijden van haar dochter Catharine Jeane in 1839 werd Mary Margareth Smith een echte mater familias met zorg voor haar inwonende kinderen én kleinkinderen Petzoldt, Guljé en Binz. Ook de Surinaamse familienaam Valois Smith wordt gedragen door nakomelingen van Mary Margareth Smith.”