1774
De Antillen, de driehoekshandel en het Caribisch gebied
In 1774 bereikt een slavenschip uit Afrika de haven van Willemstad in Curaçao. Het schip, de Jonge Ruijter, is aanvankelijk naar Suriname gevaren, maar wanneer blijkt dat daar weinig animo bestaat om de slaven te kopen, wendt de kapitein zijn steven naar Curaçao.
Omdat het al vele jaren geleden is dat een schip vol potentiële werkkrachten in Willemstad voor anker is gegaan, willen de Curaçaose planters de 238 in Congo ingescheepte mannen, vrouwen en kinderen graag kopen. Maar de regenten van het eiland steken daar een stokje voor. Het lijkt hun beter de slaven niet ter plaatse te verkopen, maar ze allemaal door te sturen naar de Franse kolonie Saint Domingue (later Haïti), waar ze ongetwijfeld veel geld zullen opbrengen. En zo gebeurt het.
Het besluit van de koloniale raad is tekenend voor de positie die Curaçao ruim een eeuw lang inneemt in de internationale slavenhandel. Het eiland vormt een tussenstation tussen Afrika en buitenlandse koloniën in het Caribisch gebied.
Het begin van de slavenhandel
De Nederlandse mensenhandel in het Caribisch gebied neemt een aanvang ten tijde van de Nederlandse kolonisatie van Brazilië (1630-1654). Tien jaar lang zijn Afrikanen tegen hun wil op Nederlandse schepen vervoerd naar Recife, de hoofdstad van de Nederlandse kolonie in Brazilië, wanneer de Portugese bewoners in 1645 in opstand komen.
Mits zij in Recife voor anker gaan, mogen zij hun menselijke ladingen verkopen waar zij maar willen.
Door die opstand blijft weinig over van de kolonie van de Nederlanders, die vrijwel geen grond meer overhouden om suiker te verbouwen. Hoewel verschillende afdelingen van de West-Indische Compagnie, die het monopolie over de slavenhandel bezit, geen schepen meer naar de Afrikaanse kust zenden om mensen te kopen, komt de slavenhandel niet helemaal tot stilstand. De Nederlandse regering staat particuliere slavenhandelaren zelfs toe om in Angola slaven in te kopen.
Mits zij in Recife voor anker gaan, mogen zij hun menselijke ladingen verkopen waar zij maar willen. Daarmee begint een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel. Vanwege de grote vraag naar Afrikaanse werkers wordt het Caribisch gebied (zowel de eilanden als het omringende vasteland) voortaan een belangrijke bestemming van de Nederlandse slavenvaart.