1863 - 1959
Niet bang voor de shon
WESTPUNT – Ik ben geboren op Westpunt, een vissersdorp van vrijgemaakte slaven op Curaçao. Mijn moeder komt van plantage Savaneta. Mijn vader is van Westpunt. Mijn grootvader was opzichter op Savaneta. Ik was hun eerste kleinkind.
Op een dag zie ik een mispel liggen, die van de boom is gevallen. Ik raap de vrucht op en shon Harry (de eigenaar van de plantage) ziet dat. Hij vraagt mij: “Wat heb je in je hand?” Ik antwoord: “Het is een mispel die ik onder de boom vond, meneer.” Hij zegt tegen me: “Geef mij de mispel maar.” Ik begin te rennen, hij gooit een stuk hout naar mij. Ik vind een steen op grond en gooi de steen naar hem. Daarna spring ik over het hek en loop rechtstreeks naar Westpunt.
De volgende dag…
‘De volgende dag vraagt mijn grootvader of ik in Westpunt was. Mijn moeder zegt: “Ja.” Hij laat mij halen en zegt tegen mij: “Mijn kind, wat heb je toch uitgehaald?” Ik antwoord: “Tata [vader]”, “zus en zo is gebeurd.” “Waarom ben je niet naar mij toegekomen, kind?” Ik zeg: “Nee vader, want de man had zijn wandelstok. Ik gooide een steen naar hem.”
Mijn opa zegt: “Mijn kind, heb je een steen naar hem gegooid?” Ik antwoord: “Ja.” Hij zegt: “Oh, mijn God.” Want iedereen is bang voor de shon. Als mensen iets over de shon zeggen, krijgt iedereen meteen buikpijn, want het is nu eenmaal de shon. Ik ben niet bang voor de shon. Ik heb wel respect, natuurlijk, maar ik ben niet bang voor de shon, want ik ben geboren op Westpunt. Nou, ik ben niet bang voor de shon. Hij heeft mijn grootvader gevraagd om mij naar hem toe te brengen, zodat hij mij een pak slaag kan geven.’
De onderzoekers Elis Juliana en pater Brenneker nemen in de jaren 1958/1959 verhalen op van directe nakomelingen van vrijgemaakte slaven. Dit is een van die verhalen. Je kunt erin lezen dat mensen ook na de afschaffing van de slavernij nog steeds bang zijn van de voormalige slaveneigenaren.